Liturgische zaken

En allerlei slag van volk ... (Exodus 12:38) - Will J. Barnard - 1979
Verslag van een doopdienst

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in het tijdschrift: Eredienst (13, 3, 1979, p. 77-83). De lay-out is min of meer die van de oorspronkelijke publicatie.

Er zijn van die situaties waarin kerkorden, liturgische hand- en dienstboeken, sacraments-, ambts- en nog een stuk of wat -theologieën je volledig in de steek laten. 

Dat de kerkorde verstek laat gaan is geen ramp. Was eigenlijk wel te verwachten. Ik geloof niet dat de inspiratietheologie ooit een claim heeft gelegd op de paragrafen (sorry: ordinantiën) van welke kerkorde dan ook. Men heeft de eeuwen door de meest wonderlijke koekoekseieren onder de vleugelen van de duif willen schuiven, maar deze dorre taal… 
En wat die gestolde liturgie aangaat (wat gestold is, vloeit niet meer) daar wist o.a. Amos (om maar een dwarsstraat te noemen) in zijn betoog over het zingen van liederen (Amos 5:23) ook al een lied van te zingen. Dat lied klonk overigens in de oren van de cohen-ha-gadol (hogepriester) nogal vals bij de ordelijke bedrijvigheid in het koninklijke heiligdom en rijkstempel te Beth-el (‘Huis van God’) (Amos 7:13). 
En dat de x-y-z-theologie geen antwoord geeft ... : Schematiseer het menselijk leven: dan ben je geen mens en heb je geen leven meer. 
Er zijn van die (zullen we zeggen: pastorale ?) situaties waar je enkel en alleen uit kunt komen door wat de rabbijnen "pesjat" noemen: het tot op tittel en jota nauwkeurig nalezen wat geschreven staat bij Mozes en Profeten. (Dat is trouwens, getuige vader Abraham (Lukas 16 :31), altijd een goed recept).

Dit is het verslag van een "doopdienst, die door synodale voorzitters met de kerkorde in de hand, zal moeten worden weg gehamerd als zijnde: buiten de orde. 
Waarvoor in geen kerkelijk ordinarium een model te vinden is. En theologisch ... Ach ja, wat is nu eigenlijk theologie? Woorden over God? Woorden van God? Of: Woorden (dia-loog) met God?

DE SITUATIE 

DE DOOPOUDERS. Een gezin uit Suriname 
De doopvader is de zoon van een jood en een Surinaamse moeder. Grootvader is een cohen en speelt een rol in de kehilla van Paramaribo. Grootmoeder heeft geleerd een kosjer huishouden te voeren. Uitgekomen is ze nooit. Een choepa (joods huwelijk) hebben ze nooit gehad. Maar ze voelen zich joods tot in het gebeente. En de doopvader heeft, hoewel hij halachisch (joodswettelijk) geen jood is, een joodse opvoeding gehad. Hij voelt zich jood, al is hij dan wel wat rand-synagogaal geworden, en steekt dat niet onder stoelen en banken. Eerder het tegendeel. Hij laat het, soms wat uitdagend, Iinks en rechts weten. 
De doopmoeder is een Surinaamse. Gedoopt in de Hervormde Kerk van Paramaribo. Haar eerste kind is gestorven. Dit is haar tweede kind. Het was een zware bevalling en de dokter waarschuwde dat dit ook het laatste kind moet zijn. 
Ik leerde haar kennen door een IKOS-cursus. Ik gaf daar TeNaCH. Zij had ingeschreven alleen voor die lessen TeNaCH. Op school en catechese was ze volgestopt met evangelie, maar TeNaCH - de wereld van haar man - kende ze niet. (Dat is op de christelijke school en in kerkelijke catechese nog altijd mogelijk). En dat terwijl zij heel welbewust getrouwd is met een Joodse man en het voor haar een bevrijdende ontdekking was dat Jezus ook een Joodse man is geweest. Ik werd gebeld door de vader: “We hebben een dochter en mijn vrouw vraagt naar je. Voor de doop. Vrijdag komt ze thuis. Kan het zondag?” 
Dan schieten je 86 gedachten tegelijk door het hoofd: - Ik heb geen gemeente. - Ik ben geen geordend predikant. - De gemeente hier is vacant. - Hoe bereik je zo snel de kerkenraad ? - Hoe krijg je het voor elkaar in 4 dagen? - Is er een welbevoegde in de buurt die ook met één been in de synagoge en met het andere been in de kerk staat? (Ik kan u verzekeren: je staat dan wel heel erg wijdbeens. Helaas).

- Maar vragen wij naar een kerk? Een kerkenraad ? Heb je zelf niet altijd gezegd: de basis is de huisgemeente, het gezin, de familie? Wat vertel je nu altijd over die maaltijd voor de tent van Abraham (Genesis 18:8), in het huis van Kleopas te Emmaüs (Lukas 24:30), aan boord van dat schip ter hoogte van Malta (Handelingen 27:35)? Ga je voor een besnijdenis naar de sjoel of komt de mohel naar het geboortehuis? Werd Johannes de Doper, werd Jezus in de tempel besneden? Doopte Johannes de Doper met een kerkelijk Nil Obstat in zijn zak? 
- Wij vragen naar jou, omdat we weten hoe jij denkt, voor een dienst bij ons aan huis. Met de familie. Grootvader, de parnassijn van Paramaribo is ervoor overgekomen. 
Wat doe je dan? 
Wat is het enige wat je dan kunt doen? 
Kan je dan in gemoede in allerlei toonaarden blijven schrijven dat "het nu werkelijk tijd wordt niet langer te blijven stilstaan bij het wetenschappelijk onderzoek naar 'de joodse wortels van de christelijke eredienst', maar te beginnen met het trekken van de praktische liturgische consequenties" (Eredienst 13, 1, 1979, p. 24)? De vraag stellen is haar beantwoorden. 

Ik heb "ja" gezegd. Ik heb die dienst gedaan. (Hoe vertel ik straks). Wetende van die synodale voorzitters met hun hamer en hun verdict: buiten de orde. 
Maar het is ook weer niet nodig dat dit verstolen in een hoek geschiedt. Vandaar dit verslag met een ondertoon van rekening en verantwoording. 

Als je de trinitarische formule nooit ofte nimmer gebruikt in een "normale" dienst dan zeker niet in deze dienst, ook niet in de doopspreuk. 
Trouwens: - sla de eerste de beste synopse op en zie dat maar 1/4 van de evangelisten die trinitarische doopformule heeft (Matteüs 28:19). 
- Ga de commentaren na en zie dat men het er vrijwel over eens is dat die doopformule (evenals de doopvraag in Handelingen 8:37) een glosse van later datum is. 

Daar zijn termen voor: "vroeg-katholicisme" en zo, maar die kreten kunnen wel verdoezelen, maar niet verbergen dat het hier dus meer gaat om: kerkelijke tradities dan een authentiek Jezus-bevel. 

En er zijn redenen een dergelijke kerkelijke traditie, hoe eerbiedwaardig de ouderdom ook zij, met enig wantrouwen te bezien. Is dit weer eens één van die koekoekseieren die bij de duif werden ondergeschoven? Een koekoeksjong pleegt de oorspronkelijke nestbewoners over de rand te werken. Zelfs al gaat het om de mussen van het tempeldak of de zwaluwen van de altaren.
En dat is aan te tonen. Schrijft Paulus dat: "de vaderen onder de wolk en in de zee op de naam van Mozes gedoopt zijn" (1 Korinthiërs 10:1-2), maakt het oude doopformulier ervan dat met die doortocht "de doop beduid werd", daarmee de hele exodus degraderende tot een tweedimensionaal schimmenspel. "Voorafschaduwing" heet dat dan. "Christocentrische exegese”. Daarover wordt in handboeken getwist, op universiteiten gesproken. Met een spervuur van vaak zeer spitsvondige argumenten, soms ook met Heidelbergse axioma's. Allemaal zeer interessant, allemaal zeer opwindend voor de deelnemers, allemaal zeer theoretisch, zeer abstract. 
Maar aan een kind van acht dagen (Lukas 1:59; 2:21), twee ouders en een grootvader die nog geurt naar het badwater van het Schelfzee-mikweh is geen enkele abstractie te ontdekken. Dat is allemaal zeer aards, zeer concreet, zeer bij de tijd. Die tijd is zelfs exact vast te stellen: zondag 5 augustus 1979 ’s middags 2 uur 30. 
De situatie is herkenbaar. Die moet duizenden malen zijn voorgekomen in de eerste eeuw na Jezus, daar in Jeruzalem, in Judea, in Galilea, in de joods-christelijke gemeenschappen, in de tijd voordat de oorspronkelijke nestbewoners over de rand waren gewoeld en gewrongen. 
In de tijd dat nog allerlei slag van volk met Israël mee door de Schelfzee trok (Exodus 12 :38). En de vreemdelingen die met hen meegetrokken waren op de vlakte van Gilgal getuigen waren van zegen en vloek (Jozua 8:30-35; vergelijk Tyrus en Sidon in Lukas 6:17-18). En mede aanzaten aan het Pesachmaal onder het gehoor van Ezra (Ezra 6:21). En men nog wist dat God in de stadspoort van Jeruzalem zit om Rahab en Babel te tellen als bij Israël ingelijfd (Psalm 87). Toen men er nog geen vermoeden van had, dat men eenmaal in West-Europa zou zeggen dat alle wegen naar Rome leiden. 
Ik heb mijn hoofd gedekt, heb mijn tallith (de gebedsmantel die Jezus ook gedragen heeft) om de schouders gehangen en ben er heen gegaan. Op de eerste dag van de week. 

DE DIENST 

SCHRIFTLEZING. Deuteronomium 6:1-9 en 20-25. Uiteraard vers 4 (Sjema Jisraeel) eerst in het Hebreeuws, dan in vertaling. 
Het had ook Deuteronomium 5:1-5 kunnen zijn: "Niet met de vaderen is het Verbond gesloten, maar met ons." Of Jozua 4:20 vv.: "Als kinderen vragen dan zult u zeggen ... ." Of Psalm 78: "Wat wij van de vaderen gehoord hebben, willen wij de kinderen vertellen." Want Lukas 16:19-31: "Als naar Mozes en Profeten niet geluisterd wordt is het zinloos dat iemand opstaat uit de dood." (Overigens: deze tekst mag in een Paaspreek nooit ontbreken). 

LIEDEREN. Veel gezongen is er niet, maar Lied 3:6 kon niet worden gemist: 
"En allen die geloven, zijn Abrahams geslacht.” 

PREEK (Samenvatting). De Bijbel is het boek van God. En juist daarom is het een boek van mensen, voor mensen, over mensen. Een van de belangrijkste dingen die de Bijbel ons leren wil is: dat wij een voorgeslacht hebben. Een voorgeslacht waarvan wij ons menszijn hebben geërfd. Dat voorgeslacht kan de vader zijn die ons heeft verwekt, de moeder die ons heeft gebaard. Dat kan, maar hoeft niet. Dat voorgeslacht dat ons tot mens maakt, zijn de heiligen die ons zijn voorgegaan (Hebreeën 11). 
De heiligen die hebben nagedacht over God en de mensen, de wereld en het leven, die hebben geluisterd naar God om wat zij gehoord hebben door te vertellen aan de mensen, aan ons, zodat wij het weer kunnen doorgeven aan onze kinderen en kindskinderen. 
De navelstreng met de moeder moet, wil een mens kunnen leven, bij de geboorte worden doorgesneden, maar die navelstreng met het voorgeslacht mag, op straffe van doodsgevaar, niet worden doorgesneden (Lukas 15:24, 32). 
Over die leven voedende navelstreng met het vaderhuis, met het voorgeslacht, gaat het bij besnijdenis, gaat het bij doop. Er is niet zoveel verschil tussen het bloed dat vloeit bij de besnijdenis en het water dat stroomt bij de doop. Al is daar de eeuwen door een dodelijk verschil tussen gemaakt. Als Paulus denkt aan de doop dan denkt hij aan de vaderen, aan de doortocht door de Schelfzee, aan Pesach. Aan de vaderen die werden gedoopt samen met allerlei slag van volk dat met hen meetrok. 
Als straks het water stroomt over het hoofd van dit kind dan wordt het opgenomen bij al die ongerekende kinderen en allerlei slag van volk dat door de Schelfzee getrokken is op weg naar Sinaï om daar een verbond te sluiten met: "De HEER uw God, die u uit Egypte, uit het diensthuis uitgeleid heeft." 
Als straks je dochter vraagt: "Waarom is mijn voorhoofd zo nat?", vertel haar dan van doortocht en verbond. 
Geen synagoge, geen kerk kan een garantie zijn voor dat verbond. Alleen die navelstreng met het voorgeslacht kan ons leren wat het zeggen wil: te leven als mens in verbond met God. 

DOOPSPREUK. (Het kind werd niet ten doop gehouden door moeder of vader of door één van de doopgetuigen, maar lag in de linkerarm - dus tegen het hart - van de voorganger). 
Mirjam Anna Daniëlle, jou groeten de heiligen die je zijn voorgegaan: 
Abraham, Isaak en Jacob, Mozes en de Profeten, Jezus en zijn apostelen, al die naamloze heiligen die leer en leven aan ons hebben doorgegeven. 
Jou groeten de heiligen die nu met ons leven, de gelovigen van over de gehele bewoonde wereld. 
Jou groeten de heiligen die na je komen zullen, je kinderen en kindskinderen en alle komende geslachten. 
Vrede zij met je, Mirjam Anna Daniëlle, God make je als Sara en Rebekka, als Rachel en Lea. 

(Dit is de sjabbatzegen over de dochters. Was het een zoon geweest, dan zou gezegd zijn: God make je als Manasse en Efraïm. Zowel bij het noemen van haar eigen namen als bij het noemen van de aartsmoeders vielen een paar druppels water op het voorhoofd van Mirjam.) 

De HEER zegene en behoede je, 
De HEER doe zijn Aangezicht over je lichten en zij je genadig. 
De HEER verheffe zijn Aangezicht over je en geve je vrede. Sjalom. 
Amen. 

WIJN EN BROOD. Hier nam de grootvader de leiding van de dienst over. Na zijn handen te hebben gewassen goot hij de kiddoesj-beker in (er was kosjere wijn uit Israël), sprak de zegen uit en reikte de bekers uit, goot twee druppels wijn tussen de lippen van Mirjam. Toen deed hij mij de eer aan mij uit te nodigen samen met hem de zegen uit te spreken over het brood. Dat moet merkwaardig hebben geklonken. Hij heeft een sterk Askenazische (Jiddische) uitspraak, ik heb een Sefardische uitspraak (die doorgaat voor de klassieke tongval). Twee of drie hebben dat misschien gehoord, niemand heeft het gestoord. Daarna hebben wij, grootvader en ik, terzijde van de vergadering, terwijl de anderen aten en dronken en vrolijk waren, elkaar de zegen gegeven. 
Zal het allemaal niet helemaal geweest zijn zoals het vroeger was, in die eerste gemeenten…, met de oorspronkelijk nestbewoners is ook vrijwel alles van hun liturgie verloren gegaan, maar wij hebben op die eerste dag van de week iets beleefd, iets gevoeld van hoe het geweest moet zijn, toen ... daar ... in Jeruzalem. 
Goddank. Dit verloren erfgoed is terug te vinden.


This is the website of Peter van 't Riet